VERZAMELAAR
BJ BAARTMANS VERZAMELAAR
BOEK
(losjes gebaseerd op You can't judge the book by looking at the cover)
je weet niet of de appel zuur is al glimt die in de schaal
je weet niet hoe de regels zijn al ken je de moraal
je weet niet hoe het huis voelt hoe fraai het dan ook ligt
je weet niet wie de schrijver is hoe mooi hij dan ook dicht
je weet niet hoe het pak zit hoe scherp de snit ook lijkt
je niet hoe het boek is als je naar de omslag kijkt
je weet niet hoe ze kust al heeft ze nog zo'n volle mond
je weet niet hoe het baasje is al lijkt ie op zijn hond
je weet niet hoe het eten valt hoe geurig ook gekruid
je weet niet hoe de puber wordt hoe schattig ook als spruit
je weet niet of het echt is waarmee de dame prijkt
je niet hoe het boek is als je naar de omslag kijkt
je weet niet hoe de high is al ruikt de hashish zwoel
je weet niet hoe motor loopt al oogt de auto cool
je weet niet hoe de vis smaakt al is de vijver zoet
je weet niet hoe de moeder vrijt al ken je dochter goed
je weet niet hoe de vader is als zoon verloren blijkt
je niet hoe het boek is als je naar de omslag kijkt
RONDEMISS
het was een hele toer om bij haar huis te komen
hemelsbreed een steenworp hier vandaan
alsof ik voor de liefde moest betalen
bij de VIP tent aan de Ruysdaelstraat
plassen pils en dampende kroketten
volkszangers in tranen bloed en zweet
de renners heel wat tentjes bij te zetten
geen wonder dat dat groot verzet zo heet
maar ik ontsnapte en verschroeide het parkoers
trotseerde de kasseien
heb mijn rondemiss gezoend
daags na de toer
van Het Trefpunt naar De Piek naar De Douairiere
het dampend peloton raast langs me heen
op koers gehouden door de barrière
van al die wielergekken op de been
en wie er nou als eerst over de meet ging
Mollema of Geesink of Ten Dam
ik denk dat ik het heb van horen zeggen
wie er uit die sprint als rapste kwam
maar ik ontsnapte en verschroeide het parkoers
trotseerde de kasseien
heb mijn rondemiss gezoend
daags na de toer
de regen klettert neer op onze straatjes
als renners bij een grote valpartij
de kopmannen al uren lang gevlogen
deze ronde lang nog niet voorbij
DE BLAUWE NACHT
tussen 't Ledig Erf en de Oude Gracht
ligt stadscafé De Blauwe Nacht
voor nachtvlinder of modepop
rauwdauwer of knappe kop
vastgekluisterd aan een kruk
proostend op een nieuw geluk
de barvrouw schaart zich aan je zij
ze kent je wensen en schenkt je bij
en wat je ook doet
het is al goed
kunstenaar of zakenman
autonoom of charlatan
kruimeldief geheim agent
gewezen zanger van de band
visionair of ouwehoer
hartenjager joker boer
verkeerd gegokt langs de pot gepist
de laatste ronde nog niet gemist
en wat je ook doet
het is al goed
gaf je ooit een Judaskus
ging je biechten voor je zielerust
al wat je geweten sust
het stroomt hier uit het vat
weldadig schuimend bubbelbad
je bent misschien een moderne man
minnaar vriend en achtervang
straks weer veilig op het nest
maar is dan ook je dorst gelest
HUIS
dit huis is maar een huis als de meubels zijn verhuisd
en de kast gedemonteerd op een trailer ligt
als er nieuwe mensen komen om in dit huis te wonen
krijgt ’t als vanzelf een nieuw gezicht
maar de muren staren
en de glazen horen
en de planken dragen de last
van een huis dat niet meer past
dit bed is maar een bed ik heb ’t ergens neergezet
de kussens opgeschud en het opgemaakt
maar de nachtelijke stilte en de slapeloze kilte
hebben huis gehouden hier en ’t pand gekraakt
dit lijf is maar een lijf maar het pruttelt het verstijft
als het uitgewoond gestrekt op een bank belandt
ik zal ’t moeten dragen want dwars door alle lagen
van het eelt op deze ziel houdt het dapper stand
STIL GELUK
het leven nam de vlucht
maar jij kwam gewoon weer terug
soms dacht ik blijf dan weg
maar je hebt je aan mij gehecht
en ik aan jou
jouw masker werd mijn gezicht
in jouw schaduw zag ik licht
zo wees je me de weg
je hebt je wil aan mij opgelegd
wat ik ook wou
in de druppel uit de naald
de belofte van altijd
van voor eeuwig gevrijwaard
van ongelijkheid in de strijd
van zekerheid
jij vijver waarin ik drijf
op jouw golven los van lijf
geen kracht en geen gewicht
ik ben zo lang al voor jou gezwicht
omarm me dan
kan ik verdwijnen in stil geluk
onze liefde zonder druk
je maakt me zacht en sterk
als de verdoving is uitgewerkt
en ik voelen kan
lieve engel je bewaard
de belofte van altijd
van voor eeuwig gevrijwaard
van ongelijkheid in de strijd
van zekerheid
blijf bij mij
geen twijfel of verweer
verzwijgen hoeft niet meer
niets meer dan ik en jij
nog nooit was je zo dichtbij
TIENGEMETEN
leeg huis op Tiengemeten
in een bootje kom ik aan
verwonderd man met een roeispaan
wat zou dit huis nog weten
van de boeren die hier kwamen
het Haringvliet was drooggelegd
akkerland hun toegezegd
reikhalzend uitgekeken
hoe t was op Tiengemeten
voor de laatste oogst de vangst
zijn het de ratten die het langst
nog van dit eiland kunnen eten
leeg huis op Tiengemeten
ik zag Haanstra, leek te dromen
roeiend naar de overkant
waar ik rap werd overmand
door de schoonheid in de bomen
herdershond in alle staten
uitgelaten vangt ie bot
bijt een teddybeer kapot
in het huis achtergelaten
schotse koeien drinken grazen
poldersloot het taaie gras
dat zich weert in het moeras
waar hun land in zal verzinken
lang behoed nog voor verdrinken
tussen water dijken boten
onze schat onze cultuur
ons gevecht met de natuur
beeldverhaal van lotgenoten
bij Tiengemeten ingesloten
DE TREIN
mijn vader is aan ’t werk gezet
of is hij roken op het kamptoilet?
met zijn vrienden als elke dag
van achter de muren hoor ik een woord
dat ik zelf nooit gebruiken mag
als moeder het maar niet hoort
of de wachters bij de poort
straks dan mag ik met de trein
het kamp uit, mijn moeder zal bij me zijn
maar mijn vader kan niet mee
dat heeft hij wel tien keer gezegd
en dat hij er spijt van heeft
hij zei mijn kind houd je rug goed recht
het is daar vast veel minder slecht
tot snel mijn schatten snel
dit afscheid is niet ons vaarwel
mijn moeder zegt de trein
maakt de grote wereld klein
dan draait ze haar hoofd weer af
zucht en snuit opnieuw haar neus
mompelt iets over straf en
God, ze laten ons geen keus
ze laten ons geen keus
tot snel mijn schatten snel
dit afscheid is niet ons vaarwel
tot snel hij zei tot snel
dit afscheid is niet ons vaarwel
ONGEWETEN
soms wil ik weten
waar het vandaan komt hoe mijn aard geworden is
wat 't is dat me op de been houdt
de weg wijst in mijn duisternis
ik heb een paspoort
bewijs dat ik er zijn mag
van mijn geboortedatum en geboortestad
van het bruin van mijn ogen en mijn huidskleur
ik laat het zien zo kom ik voor de dag
ik leerde lezen en zo werd ik onderwezen
over paren en genetisch materiaal
over eeuwenoude stammen en traditie
en erfenis en over de moraal
en ik leerde over Jezus en de bijbel
ik leerde over zonde en berouw
en ik hoorde het onderaardse grommen
van de blueszangers in 't nauw
als je hogerop wilt klimmen kun je vallen
als je duikt ligt op de loer dat je verzuipt
als je vonken laat ontvlammen kan 't branden
't ligt zo voor de hand wat mij bekruipt
want als ik bijna aan mijn eind ben
alles wel gedaan en wel gezegd
brandend nog de vragen op mijn lippen
wat is mijn geboorterecht
en als ik sterf verdwijn ik dan ook echt
NIEMAND KENT JE
(oorspronkelijke tekst: Nobody knows you when you're down and out)
ooit had ik een leven als een miljonair
liet mijn geld rollen op de miljonair’s fair
vergastte mijn vrienden op een liederlijk plezier
met jaren oude whiskey en ’t beste Belgisch bier
maar ik belandde in de goot
vrienden werden kennis de wal die werd de sloot
dus ik als ik ooit weer eens flappen tappen kan
dan gaan ze mee ’t graf in van een stinkend rijke man
niemand kent je als je ten onder gaat
met in je zakken geen gat noch rooie cent
is er echt niemand die jou op straat herkent
als ik straks weer ’t heertje ben
en jullie schooiers hangen bij me aan de bel
dan zeg ik je allemaal precies waar het op staat
niemand kent je als je ten onder gaat
STROOM
haar haren dansen in de wind
die jaagt ons voort, mij en mijn kind
we vliegen van de Hogedijk
zo stoer zo klein ook tegelijk
een liefdespaar loopt hand in hand
verstrengeld aan de waterkant
als struiken stenen gras en klei
even hecht als broos en vrij
en naast ons waakt de stille Maas
als havenmeester de oude baas
z'n oevers legt hij naast zich neer
en roert zich later dan wel weer
vaar je mee? de grote zee
wacht met open armen op jouw toekomst
vaar je mee?
het heggenland is straf het leeft
van wat het water overheeft
voor uiterwaarde achterland
beloftevolle overkant
de vogels pikken uit de grond
als vissers wormen ze zweven rond
hun kroost dat in de kruinen groeit
een stam nog lang niet uitgeroeid
zo fietsen we het pad is grof
de banden bijten in het stof
het water spoelt het wel weer weg
dit routeplan hier aangelegd
ik zie mijn schat vol levenslust
haar mond die vol het leven kust
dit land aan de rivier zo rijk
een stroom die nimmer wijkt
Alle teksten © BJ Baartmans